logo_ck met tekst.png

Mens en dier

Ieder jaar in de grote vakantie hoor en lees je schrijnende verhalen over mensen die hun dieren iets hebben aangedaan of gewoon ergens hebben achtergelaten omdat ze op vakantie wilden en geen zin hadden om hun dieren mee te nemen of een goede oplossing voor ze te zoeken. In de dierenasielen worden dagelijks dieren gedumpt omdat hun baasjes niet meer voor hen willen of kunnen zorgen. Dieren zijn geen zakken chips die je uit de rek plukt in de supermarkt. Bezint eer ge met dieren begint!

Als Rooms-Katholieke Kerk hebben we ook een mening over dieren. In de Katechismus van de Katholieke Kerk wordt er in enkele punten ingegaan op de verhouding tussen mens en dier en hoe er mee om te gaan. In nummer 2416 kunnen we duidelijk lezen: “Dieren zijn schepselen van God. God omgeeft hen met zijn providentiële liefdevolle zorg.” Misschien een aparte gedachte maar we halen dat uit het evangelie waar Jezus zegt dat God ook voor de dieren zorgt. Jezus zegt in Matt. 6,26: “Kijk naar de vogels van de hemel, ze zaaien niet en maaien niet en oogsten niet, je hemelse Vader voedt ze”. De Katechismus zegt dan verder:  “Alleen al door hun bestaan zegenen en prijzen ze de Heer.” Die zin is een verwijzing naar wat we in het Bijbelse Boek Daniel kunnen lezen, 3,79-81: “Zeemonsters en al wat in het water leeft, eer de Heer…Alle vogels in de lucht, eer de Heer…Alle wilde en tamme dieren eer de Heer, prijs en roem Hem zeer in Eeuwigheid”. We lezen dan verder in de Katechismus:  “Ook de mensen zijn de dieren welwillendheid verschuldigd. Men kan hier denken aan de fijngevoeligheid waarmee heiligen als Franciscus van Assisi of Filippus Neri de dieren hebben behandeld”.

Het nummer 2417 gaat in op enkele concrete vragen. Mensen vragen zich wel eens af: mag je een dier wel in gevangenschap houden? Mag je wel vlees eten en is het niet beter om vegetariër te zijn? En proefdieren, kan dat wel en hoe ver kan dat gaan ? Hoe denkt onze Kerk daar nu over ? De Katechismus is daar duidelijk in: “God heeft het beheer over de dieren toevertrouwd aan (de mens, zoals we in het boek Genesis kunnen lezen) degene die Hij naar zijn beeld heeft geschapen. Het is dus geoorloofd zich van dieren te bedienen om zich te voeden en te kleden. Men mag ze tam maken, opdat ze de mens zouden helpen in zijn arbeid en zijn vrije tijd. Als medische en wetenschappelijke proefnemingen op dieren binnen redelijke perken blijven en bijdragen aan de zorg voor of het behoud van mensenlevens zijn ze moreel aanvaardbaar.”

In nummer 2418 neemt de Kerk duidelijk stelling dat we het als mensen nooit kunnen toestaan dieren te laten lijden. Anderzijds zegt de Kerk in dat punt ook duidelijk dat we de dieren ook niet mogen vermenselijken in de omgang en in de zorg, een dier blijft een dier. We lezen: “Dieren nutteloos laten lijden of hun leven verspillen is in strijd met de menselijke waardigheid. Eveneens is het onwaardig voor dieren buitensporig grote sommen uit te geven, die beter besteed zouden worden om de menselijke ellende te verlichten. Men mag van dieren houden; maar de genegenheid die alleen aan mensen toekomt mag men niet aan dieren verspillen”.

In nummer 2457 vat de Kerk het voor ons nog eens samen: “De dieren zijn toevertrouwd aan de mens, die hen met welwillendheid moet behandelen. De mens mag de dieren gebruiken om op rechtmatige wijze in zijn behoeften te voorzien”. A.P.

 

Afdrukken E-mail

Garagebox
V en H Vastgoed
logo_ck_small.png